|
Op een mistige ochtend in het schilderachtige dorpje Marken,
aan de oevers van het IJsselmeer, ontwaakte Kobus de
tuinkabouter met een schok. Hij bevond zich niet langer in
de weelderige tuin van zijn eigenaar, maar ergens heel
anders, in de buurt van een grote groene container. Verward
en geschrokken krabbelde hij overeind en wreef in zijn
slaperige ogen.
De omgeving was vreemd en luidruchtig in vergelijking met de
rustige tuin waarin hij altijd had gestaan. Auto's raasden
voorbij op de Julianabrug, en mensen haastten zich langs hem
heen, ogenschijnlijk onverschillig voor zijn aanwezigheid.
Kobus begreep er niets van. Hoe was hij hier beland? Had de
wind hem weggeblazen, of was er iets anders aan de hand?
Zijn gezichtsuitdrukking veranderde van verwarring naar
vastberadenheid terwijl hij besloot uit te zoeken wat er was
gebeurd.
Met kleine, houterige stapjes begon Kobus aan zijn avontuur.
Hij trok zijn rode puntmuts stevig over zijn hoofd en ging
op zoek naar aanwijzingen. Al snel ontdekte hij een groep
kinderen die op weg waren naar school. Ze waren de enigen
die zijn aanwezigheid opmerkten en staarden met grote ogen
naar de kabouter.
Een vriendelijk meisje boog zich voorover en glimlachte naar
Kobus. "Wat doe jij hier, kleine kabouter?" vroeg ze. Kobus
legde uit dat hij verdwaald was uit zijn tuin in Marken en
dat hij probeerde terug te komen.
De kinderen besloten Kobus te helpen. Ze namen hem mee naar
het huis van het meisje en gaven hem wat te eten en te
drinken. Ondertussen belde het meisje haar oma, die haar
vertelde dat ze Kobus kon helpen terug te keren naar Marken.
Een paar uur later kwam de oma aan bij het huis. Ze had een
oude kaart van Marken bij zich en legde Kobus uit hoe hij
moest lopen om terug te komen naar de Julianabrug. Kobus
bedankte de vriendelijke mensen en nam afscheid.
Met de kaart in zijn hand en een hernieuwd gevoel van
vastberadenheid in zijn hart begon Kobus aan zijn lange reis
terug naar huis. Hij ontmoette onderweg vriendelijke mensen
die hem de weg wezen en hem zelfs wat kleine avonturen
lieten beleven.
Na enkele dagen van avontuurlijke omzwervingen, stond Kobus
eindelijk weer voor de vertrouwde tuin in Marken. Zijn
eigenaar, een oudere man met een glimlach van opluchting,
verwelkomde hem warm. Kobus was eindelijk thuis.
Hoewel hij veel had meegemaakt tijdens zijn onverwachte
reis, besefte Kobus dat er geen plek was zoals thuis. Hij
keek uit over de prachtige tuin waar hij zoveel jaren had
gestaan en glimlachte. Kobus de tuinkabouter uit Marken was
eindelijk terug waar hij hoorde, en hij koesterde zijn
avonturen als kostbare herinneringen aan een onvergetelijk
avontuur.
|
|